Is de Islam een misleiding van Satan?

Deniz TezcanDeniz Tezcan

do. 09.10.2025

Vraag: Sinds ik moslim ben geworden, hoor ik vaak van mensen in mijn omgeving dat de Islam geen ware openbaring van God kan zijn. Zij zeggen dat de Islam een misleiding van Satan is, en dat de Koran mensen juist wegleidt van de redding van Christus. Hoe kan ik dan beweren dat mijn geloof van dezelfde God komt die zij aanbidden?

Antwoord

In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle. Voorwaar, alle lof behoort toe aan Allah, en enkel aan hem, de Heer der Werelden, en moge vrede en zegeningen zijn met de Grootste en Betrouwbare Profeet Mohammed en Zijn Zuivere Nakomelingen, Zijn Uitverkorene Metgezellen, en op alle Boodschappers.

Oorsprong van de beschuldiging

De oorsprong van deze beschuldiging gaat terug tot de 8e eeuw, naar Johannes Damascenus, een Griekstalige christelijke theoloog uit Damascus die diende onder het Byzantijnse Rijk. Hij wordt beschouwd als de eerste christelijke schrijver die systematisch over de Islam schreef. In zijn werk Peri haireseōn, (Betreffende ketterij), beschrijft hij de Islam als “de ketterij van de Ismaëlieten”, een afsplitsing die volgens hem voortkwam uit verkeerde interpretaties van de Bijbel.

Johannes Damascenus schreef in hoofdstuk 101 van dat werk: “Tot op de dag van vandaag is er een valse profeet verschenen bij hen, genaamd Mohammed, die, na de Oude en Nieuwe Testamenten gelezen te hebben, zich voor een profeet uitgaf en bepaalde absurditeiten schreef in een boek dat hij de Koran noemde.”

Met deze woorden legde hij het fundament voor een theologisch raamwerk waarin de Islam niet als een nieuwe openbaring, maar als een vervorming van het christelijk geloof werd voorgesteld.

Hoewel Johannes Damascenus de Islam nog niet letterlijk “een misleiding van Satan” noemde, beschouwde hij haar als een menselijke en duivelse dwaling, een vorm van ketterij die de christelijke waarheid verduisterde.

In de middeleeuwse periode kreeg dit standpunt een nieuwe lading. Terwijl de kruistochten en de strijd met het Ottomaanse Rijk voortduurden, begon men de Islam niet alleen als een leerstellige fout te zien, maar als een vijand, een religie die door Satan zou zijn gebruikt om het werk van Christus te ondermijnen.

Petrus Venerabilis (12e eeuw), schreef een traktaat getiteld Summa totius haeresis Saracenorum (Samenvatting van de gehele ketterij der Saracenen). Hierin noemt hij de Profeet Mohammed ﷺ “het werktuig van de duivel”. In dezelfde tijd vertaalde het Abt waar Petrus Venerabilis verbleef ook voor het eerst de Koran naar het Latijn, niet om haar te begrijpen, maar om haar te weerspreken.

In de 13e eeuw namen geleerden als Thomas van Aquino deze erfenis over. Hoewel Thomas in zijn Summa contra Gentiles soms rationeler over moslims spreekt, herhaalt hij het patroon van “demonische misleiding”.

Toen de reformatie opkwamen in de 16e eeuw, erfden zij dit middeleeuwse beeld grotendeels. Maarten Luther noemde de Profeet Mohammed ﷺ “een instrument van de duivel”, en de Islam “de duivelse sekte van de Turk”. Ook Johannes Calvijn sprak over “de waanzin van Mohammed” en zag de Islam als een vorm van afgoderij.

In de Nederlanden werd dit idee overgenomen. Predikanten en schrijvers verwezen naar de Islam als “de valse godsdienst der Mahometanen”, een geloof dat de mens van het kruis zou afhouden. Tot ver in de 19e en 20e eeuw bleef deze gedachte bestaan binnen de reformatorische en evangelische stromingen. De Islam werd niet begrepen vanuit zijn eigen bronnen, maar door de bril van een oude erfenis, een theologisch vooroordeel dat rechtstreeks teruggaat op Johannes Damascenus en zijn Peri haireseōn.

De inhoud van de beschuldiging

De kern van de christelijke beschuldiging dat de Islam een “misleiding van Satan” zou zijn, ligt in hun uitleg van de eerste openbaring van de Profeet Mohammed ﷺ. Volgens de overleveringen vond deze plaats in de grot van Hira, waar de engel Gabriël (vrede zij met hem) tot hem kwam met de woorden: “Lees! In de Naam van jouw Heer, die alles heeft geschapen”1

Voor moslims is dit het begin van de goddelijke openbaring, het moment waarop Allah ﷻ Zijn laatste boodschapper zond om de mensheid te leiden tot tawhied, het zuivere geloof in één God. Maar binnen de christelijke polemiek, vooral in protestantse kringen, wordt dit moment anders geïnterpreteerd. Zij zeggen dat de Profeet ﷺ niet door een engel, maar door een demon of Satan zelf bezocht werd. Hun redenering is dat elke boodschap die de goddelijkheid van Jezus ontkent, per definitie van de duivel moet komen.

Dit argument wordt vaak als volgt opgebouwd:

  1. De Bijbel waarschuwt voor “valse profeten” die “zich voordoen als engelen van het licht”
  2. De Profeet Mohammed ﷺ leerde dat Jezus geen god is, maar een mens en profeet.
  3. Daarom, zeggen zij, kan deze boodschap niet van God zijn, en moet de verschijning van Gabriël (vrede zij met hem) een satanische bedrieging zijn geweest.

Sommigen verwijzen daarbij zelfs naar de overlevering dat de Profeet ﷺ na de eerste openbaring angstig was en steun zocht bij zijn vrouw Khadijah (moge Allah tevreden met haar zijn), om dit te gebruiken als bewijs dat hij “bezeten” of “in de war” zou zijn geweest. Zij negeren daarbij echter dat de ervaring van goddelijke openbaring in de Bijbel zelf vaak gepaard ging met vrees en beving, zoals bij Mozes, Daniël en andere profeten.

In reformatorische en evangelische kringen wordt dit argument nog steeds herhaald. Men zegt dan dat “de Islam Jezus van het kruis haalt”, en dat wie het kruis verwerpt, “de waarheid verwerpt”. Zo wordt de Islam niet slechts gezien als een andere religie, maar als een actieve geestelijke misleiding.

Wat zegt de Bijbel zelf?

Wanneer christenen zeggen dat de Profeet Mohammed ﷺ door Satan zou zijn misleid, beroepen zij zich vaak op de Bijbel. Maar juist diezelfde Bijbel ontkracht deze beschuldiging. Wie eerlijk en zonder vooroordeel leest, ziet dat de eigenschappen van de satanische misleiding zoals beschreven in de Schrift totaal niet overeenkomen met de boodschap die de Islam brengt.

In de Bijbel is Satan degene die de mens van God afleidt en tot afgoderij verleidt. Hij is de bron van trots, afgoderij en opstand tegen de Schepper. Zo lezen wij: “Maar Jezus zei: ‘Ga weg, Satan. In de heilige boeken staat: «Kniel alleen voor de Heer, je God, en vereer alleen hem.»”2 De Islam roept juist op tot het tegenovergestelde: aanbid alleen God, dien Hem oprecht, en stel niemand naast Hem. De leer van Islam is zuiver monotheïsme, en daarom is het onmogelijk dat zij van Satan afkomstig is.

Sommige christenen zeggen dat de Profeet ﷺ bang was bij de eerste openbaring, en dat dit een teken van demonische invloed zou zijn. Maar ook in de Bijbel zien we dat profeten beven en schrikken wanneer zij een engel of openbaring ontvangen.

  • Toen hield Mozes zijn handen voor zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.3
  • De man die ik zag, maakte grote indruk op mij. Ik had opeens geen kracht meer. Mijn gezicht werd wit en ik kon niets meer.4
  • Toen ik hem zag, schrok ik heel erg, en ik viel languit op de grond alsof ik dood was.5

Veel christenen geloven dat na Jezus geen profeet meer kan komen. Toch leert de Bijbel zelf het tegenovergestelde. Zo lezen wij: “Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer Hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar Hij zal zeggen wat Hij hoort en jullie bekendmaken wat komen gaat.”6

Natuurlijk zullen velen apologeten zeggen dat Johannes 16:12-13 over de heilige geest gaat. Maar dit is inconsistent, De tekst zegt duidelijk: “Wanneer Hij komt” niet “wanneer Hij op jullie neerdaalt.” De Heilige Geest was volgens de Bijbel al aanwezig tijdens het leven van Jezus. In Lucas 1:41 en 3:22 wordt de Heilige Geest al genoemd. Jezus kan dus niet spreken over iets wat al aanwezig was, maar over iemand die na hem zal komen. Jezus zegt: “Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar zeggen wat Hij hoort.” Dit beschrijft precies de aard van profetische openbaring. De Heilige Geest spreekt in de Bijbel echter namens God Zelf, niet als ontvanger, maar als brenger van goddelijke kracht. Daarom past deze beschrijving niet bij een geest, maar bij een profeet die door God geïnspireerd wordt. Volgens de christelijke leer is de Heilige Geest één met God en spreekt namens God. Maar Jezus zegt hier over de Geest der waarheid: “Hij zal niet namens zichzelf spreken.” Dat betekent dat deze Geest ondergeschikt is aan God, niet gelijk aan Hem. Dat past bij een profeet, niet bij een deel van de Drie-eenheid.

Christenen verwijzen vaak naar teksten als 2 Korintiërs 11:14 of Mattheüs 24:24 om te zeggen dat Satan zich voordoet als een engel van het licht. Maar in context waarschuwt Jezus niet tegen mensen die tot de aanbidding van God oproepen, maar tegen zij die Zijn naam misbruiken. Zo lezen wij: “Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben de messias,” en ze zullen veel mensen misleiden.”7 Mohammed ﷺ heeft nooit beweerd de messias te zijn, maar juist geleerd dat Jezus een profeet van God was, geboren uit een maagd, een dienaar van Allah, en de Messias voor de kinderen van Israël.

De Bijbel toont duidelijk dat Satan nooit zou oproepen tot de aanbidding van één God, dat ware profeten vrees ervoeren bij openbaring, dat profetie na Jezus niet uitgesloten werd, en dat Jezus zelf het monotheïsme van de Islam bevestigde. Daarom is de bewering dat de Islam een “satanische misleiding” is niet alleen onlogisch, maar ook in strijd met de Schrift waar men zich op beroept. Wie werkelijk in de Bijbel gelooft, kan onmogelijk volhouden dat Mohammed ﷺ door Satan gezonden zou zijn.

Het islamitisch antwoord

Vanuit islamitisch perspectief is de beschuldiging dat de Profeet Mohammed ﷺ door Satan zou zijn misleid niet alleen onjuist, maar innerlijk onmogelijk.

De Koran maakt net als de Bijbel duidelijk dat Satan de vijand van de mens is, die niets haat zoals de aanbidding van Allah. Zijn doel is altijd geweest om mensen af te leiden van het zuivere monotheïsme en hen tot afgoderij te brengen. Zo lezen wij “Voorwaar, de Satan is voor jullie een vijand, beschouwt hem daarom als een vijand.”8 en “Hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.”9 De Profeet Mohammed ﷺ daarentegen bracht een boodschap die zuiver gericht is op de aanbidding van Allah alleen, zonder tussenpersonen, afgoden of verlossers. Het is dus theologisch onmogelijk dat de duivel een boodschap zou openbaren die zijn eigen doel vernietigt.

De Koran vermeldt duidelijk dat de openbaring van Allah kwam door de engel Gabriël (vrede zij met hem), dezelfde engel die volgens de Bijbel eerder aan Mozes en Maria (vrede zij met hen beiden) verscheen. Zo lezen wij “Zeg: ‘Wie een vijand van Djibrîl is: voorwaar, hij heeft hem in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging can wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen.’”10

Satan sticht verdeeldheid, Allah’s boodschappers brengen bevestiging en harmonie. De Koran spreekt met groot respect over alle voorgaande profeten, waaronder Adam, Noach, Abraham, Mozes en Jezus (vrede zij met hen allen). Zo lezen wij: “Zeg: Wij geloven in Allah en datgene wat Hij aan ons neergezonden heeft en dat wat aan Abraham, Ismael, Isaac en de stammen is gegeven en dat wat aan Mozes gegeven is en aan Jezus, en dat wat er is gegeven van hun Heer aan de Profeten. Wij maken geen onderscheid tussen hen en aan Hem hebben wij ons onderworpen.”11 De leer van de Profeet Mohammed ﷺ is dus geen breuk met de eerdere openbaringen, maar hun bevestiging en voltooiing. Het idee dat een boodschap die tot geloof, rechtvaardigheid en barmhartigheid oproept van Satan komt, is in strijd met de aard van zowel de openbaring als de Schepper.

De Islam bracht geen chaos of immoraliteit, maar rechtvaardigheid, gebed, eerlijkheid, liefdadigheid en kuisheid. De Profeet ﷺ verbood afgoderij, alcohol, overspel en wreedheid. Een boodschap die de mens reinigt, kan niet van Satan komen, want de duivel verleidt juist tot zonde.

De Islam is in haar kern een terugkeer naar het zuivere monotheïsme van alle profeten. De openbaring via de engel Gabriël (vrede zij met hem) bevestigt de eerdere Schriften en roept op tot aanbidding van de enige God, Die geen deelgenoten heeft. Daarom is het idee dat Satan deze boodschap zou brengen innerlijk tegenstrijdig: Satan beveelt ongehoorzaamheid, terwijl de Islam gehoorzaamheid aan Allah ﷻ oplegt. Wie deze beschuldiging blijft herhalen, verwerpt niet logica, de geschiedenis en de boodschap van de profeten die men zelf beweert te volgen.

De visie van de Katholieke Kerk

Interessant genoeg is het niet de Protestantse Reformatie, maar juist de Katholieke Kerk (eeuwenlang een felle tegenstander van de Islam) die in de moderne tijd afstand heeft genomen van de oude beschuldiging dat de Islam “een misleiding van Satan” zou zijn.

Tijdens de Middeleeuwen stond de Katholieke Kerk vaak lijnrecht tegenover de Islam. De kruistochten, de polemische literatuur en de pauselijke verklaringen schilderden de moslims af als vijanden van het geloof. Maar na eeuwen van wederzijdse strijd kwam er, met de opkomst van de moderne interreligieuze dialoog, een herziening van dit standpunt. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962–1965) publiceerde de Kerk het document Nostra Aetate (In onze tijd). In dit document spreekt het Vaticaan over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke religies, waaronder expliciet de Islam.

In paragraaf 3 van Nostra Aetate staat het volgende: “De Kerk beschouwt met achting ook de moslims, die de ene God aanbidden, de levende en in zichzelf bestaande, barmhartige en almachtige, Schepper van hemel en aarde, die tot de mensen heeft gesproken.” En verder: “Zij streven ernaar zich met geheel hun hart ook aan Zijn raadsbesluiten te onderwerpen, evenals Abraham, op wie het islamitisch geloof zich graag beroept.”

Hier erkent de Katholieke Kerk dus ondubbelzinnig dat moslims dezelfde God aanbidden, de Schepper van hemel en aarde, en dat hun geloof wortelt in de overgave van Abraham (vrede zij met hem). Met deze woorden heeft de Katholieke Kerk formeel afstand genomen van de middeleeuwse beschuldigingen die hun oorsprong vonden bij Johannes Damascenus. Dezelfde instelling die ooit preekte over “de heilige oorlog tegen de Saracenen” verklaart nu dat de Islam een vorm van geloof in de ene God is.

Deze verandering laat zien dat de oude beschuldiging, dat de Islam van Satan afkomstig zou zijn, niet langer houdbaar is, zelfs niet binnen de grootste en oudste christelijke instelling ter wereld.

Slot

Wie de geschiedenis eerlijk bekijkt, ziet dat de beschuldiging dat de Islam een “misleiding van Satan” zou zijn, niet uit openbaring is geboren, maar uit misverstand, angst en overleverde vijandbeelden. Maar geen enkel woord van de Koran, geen enkele daad van de Profeet Mohammed ﷺ, en geen enkel gebed van een oprechte moslim ondersteunt deze beschuldiging. De boodschap van de Islam is eenvoudig en zuiver: aanbid de Ene God, leef rechtvaardig, wees eerlijk, en houd van de mensen omwille van Allah. Dat is geen misleiding, dat is de essentie van profetie.

Wie werkelijk de waarheid zoekt, zal zien dat de Profeet Mohammed ﷺ niet kwam om mensen van God weg te leiden, maar juist om hen terug te brengen naar Hem, zoals Abraham, Mozes en Jezus (vrede zij met hen allen) dat voor hem deden.

Het is daarom aan de christenen om hunzelf af te vragen

Kan Satan ooit een boodschap brengen die tot gehoorzaamheid aan God oproept, tot gebed, tot reinheid, tot barmhartigheid, tot waarheidsliefde, en tot verwerping van afgoderij? Of is het juist Satan die de waarheid van God verbergt achter eeuwenoude leugens en misverstanden?

“De Waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder gegaan. Voorwaar, de valsheid gaat ten onder.”12

En Allah weet het het beste.

Antwoord door de behoeftige dienaar van de Soenna Deniz Tezcan


1Soera al-‘Alaq, 96:1
2Matteüs 4:10
3Exodus 3:6
4Daniël 10:8
5Openbaring 1:17
6Johannes 16:12–13
7Mattheüs 24:5
8Soera Fātir, 35:6
9Soera al-Baqarah, 2:169
10Soera al-Baqarah, 2:97
11Soera al-Baqarah, 2:136
12Soera al-Isra, 17:81